Nog even na mijn werk de tuin gedag zeggen en wat driekleurig viooltje plukken, heerlijk! Mijn moeder stuurde weer een mooi stuk over tuinieren van vroeger:
Siehooien
Wie dit stukje leest wordt verrijkt met een woord om mee te scrabbelen. Het woord ”siehooien”.
Bijna de hele familie van mijn moeders kant zat in de tuinderij. En als ze het niet beroepsmatig deden hadden ze wel een grote volkstuin. Bij ons op verjaardagen ging het niet over voetbal of over de politiek. Het ging over de prijs van de andijvie, hoe je grote helianten kon overhouden, wanneer en hoe je de prei het best kon zaaien of over het doordraaien van tomaten. (Daar had ik vroeger een rare voorstelling van).
Als kind al werden de ooms tewerkgesteld in de tuinderij. Dat was niet altijd leuk. Mijn oom Tom was een schriel ventje van 13 jaar toen hij zijn werk begon met siehooien. Zijn eerste werkweek moest hij over een ingezaaid stuk land lopen, zwaaiend met zijn armen en aldoor “siehóóóói” roepend. Dat was om de vogels weg te jagen die het zaad kwamen pikken. Als oude man vertelde hij ons dit verhaal. Zijn dochter Bertie heeft er na zijn dood een ontroerend gedicht over gemaakt.
Het gedicht: Die ochtend
Die ochtend droeg zijn jongensstem nog ver over de akkers met het ingezaaide koren. Hij was pas dertien, niets was nog verloren, hij joeg de vogels op van hot naar her.
Hij liep van wal tot wal en weer terug; ze vlogen voor hem op in uitzwermende troepen en streken achter hem weer neer. Het roepen vermoeide hem. Hij liep al minder vlug.
Tegen de avond was zijn stem gebroken, zijn keel was rauw, hij liep ineengedoken. Zo was zijn eerste werkdag.
Maar in later jaren zou hij die eerste heesheid steeds opnieuw ervaren. Hij had geen keus, het was hem opgedragen: hij was er om de vogels te verjagen.